24 december 2011

De top-3 en flop-3 van 2011

Aan het eind van een jaar is het wel aardig om eens terug te kijken. Wat heeft 2011 ons gebracht op genealogisch gebied? Ik heb gekozen voor een Top-of-Flop benadering, wat de ouderen onder ons natuurlijk meteen doet denken aan Herman Stok die op het enkele TV-kanaal dat we 40 jaar hadden het gelijknamige programma presenteerde. Dat daargelaten begin ik met:

1 Toch wel met stip op nummer één een door mijzelf bedachte term, namelijk "jaarstuk", nu eens geen boekhoudkundig hoogstandje van een bedrijf maar een samentrekking van jaar en vraagstuk. Dat is zo’n vraag die je heel lang kan bezighouden en waar je dan plotseling toch een antwoord op vindt. Mijn jaarstuk voor 2011 was het vinden van de lokatie van een foto uit 1942.

2 Het beschikbaar komen van nieuwe bronnen op internet. Voor mij erg fijn:
de Sonttolregisters, een transcriptie en database van de administratie die het Deense hof bijhield van alle schepen die de Sont passeerden vanaf 1500 tot en met 1857. Op verschillende plaatsen op dit blog heb ik daar al over geschreven en begin dit jaar stond er een artikel van 4 pagina’s in het blad Genealogie van het CBG. Het onderwerp combineerde ik met een vakantietrip naar Kopenhagen en omstreken, al met al een geslaagde combinatie.
De volgende bron was te vinden bij de Mormonen, die de opnamen van onder andere de Nederlandse burgerlijke stand op internet hebben gezet. Een beetje ingewikkeld om in te zoeken, maar gelukkig zijn er trucs. Hoofdrekenen, bijvoorbeeld waardoor je vrij snel bij de gewenste akte kunt uitkomen. Wie daar niet zo bedreven in is, kan profiteren van een speciale website met een index op Familysearch. Die site heet Genver en voor veel mensen is dat een uitkomst.


Derde bron wordt gevormd door de militieregisters, die vanaf 1814 tot 1941 zijn bijgehouden. Als je daar een scan van wilt downloaden, dan kost dat 50 eurocent. Maar, je kunt ook meedoen aan het transcriptieproject VeleHanden waar punten te verdienen zijn waarmee de scans gratis kunnen worden gedownload. Helemaal gratis is het natuurlijk niet, want je stopt er tijd in, maar leuk is het wel!

3 Bijzondere ontdekking. De voorouders van de kant van mijn oma blijken in de 17e eeuw in Erlecom (achter Nijmegen) een groot stuk grond te hebben gepacht van het Kartuizerklooster op de Beatusberg bij Koblenz. De akten daarvan zijn in Nederland niet meer te vinden, maar het Landesarchiv in Koblenz heeft ze nog wel. Gauw de akten besteld om er een transcriptie van de maken. Makkelijker gezegd dan gedaan, want je worstelt zowel met het oude schrift als met de taal. Dat laatste lijkt soms veel op Plattdüüts en soms ook weer niet en natuurlijk heeft de ene schrijver een volledig andere manier van spellen dan de ander. Je krijgt er vierkante ogen van, maar het is wel fascinerend om te lezen! Inclusief de oudste akte die ik ooit van een transcriptie heb mogen voorzien: gedateerd 1488. En gelukkig ging het om een 16e of 17e eeuws afschrift, zodat de tekst ook nog makkelijker te lezen was.


Bijgedachte: gelukkig ging het om een klooster bij Koblenz en niet een uit Keulen, want in het laatste geval was het gevaar reëel dat de akten waren verdwenen nadat het archief van Keulen begin maart 2009 in een bouwput was gedonderd.

En dan waren er dit jaar natuurlijk ook minder prettige ontwikkelingen. Gebeurtenissen en niet-gebeurtenissen waaraan ik me heb geërgerd. Ik probeer deze samen te persen in de:


1 Het belachelijke gedoe rond de nieuwe website wiewaswie, die de opvolger moet worden van Genlias en de Digitale Stamboom. Een project dat bol staat van het amateurisme en dat wordt getrokken door een club die niet kan communiceren. De ene na de andere hotemetoot wordt aangetrokken om er toch nog maar een succes van te maken. En dat allemaal betaald vanuit de staatsruif…
Het project ligt inmiddels stil, heb ik begrepen, en de betrokkenen houden zich bezig met heel andere dingen. Een paar dagen geleden kreeg ik een of ander dom reclamemailtje voor het aanschaffen van een app. Geen idee waarom ze mij moeten hebben, want ik gebruik een papieren blocnote en bij mijn weten is dat gelukkig geheel appvrij!
Even zoeken op internet en wat blijkt? De mevrouw die de app heeft gemaakt, was eerder in het jaar betrokken bij wiewaswie. Ik leg dan de verbinding dat ze "even" alle mailadressen daar heeft "geleend" om haar spam-zooitje heen te sturen. Er zijn nu te veel organisaties dicht om er serieus werk van te maken, maar dat komt volgend jaar zeker!

Update: Mijn vermoeden dat mensen die ooit een bericht hebben gestuurd naar wiewaswie met hun mail-adres terecht zijn gekomen in een commerciële fuik wordt bevestigd door een melding op het StamboomVragenForum (SVF). O ja, op mijn mailtje waarin ik opheldering eiste is nog steeds niet gereageerd. Ik zal toch een stapje hoger op de ladder moeten, vrees ik. Waarschijnlijk naar de directie van uitgeverij Sanoma zelf.

2 Het feit dat archieven steeds vaker dicht zijn op de dagen dat ik onderzoek zou willen doen. En voor andere archieven moet er altijd speciaal een vrije dag worden opgenomen omdat ze op ongelukkige tijden open zijn. Vervelendste ontwikkeling dit jaar was het op vrijdag dichtgaan van het Gelders Archief en het op maandag de deuren sluiten bij het CBG. Je krijgt zo steeds minder gelegenheid om archiefonderzoek ter plekke te doen. En tegen dat fysieke onderzoek kan echt geen enkele website op!

3 De toenemende commercialisering van de genealogie. Diverse partijen denken een slaatje te kunnen slaan uit de drang van veel mensen om hun voorgeslacht te onderzoeken. Zo werd er van de zomer een CD-tje meegestuurd met het kwartaalblad Genealogie van het CBG. Het bleek te gaan om een gratis versie 5 van Family Tree Builder (FTB) van MyHeritage. Een club die er vreemde voorwaarden op na houdt en die je zeker niet zomaar op je computer moet zetten.
In november was er weer iets te melden over MyHeritage, namelijk het opkopen van FamilyLink.com en WorldVitalRecords. Waarna direct werd geschermd met grote aantallen. Alsof de kwantiteit belangrijker is dan de kwaliteit. Veel commerciële sites maken zich daar schuldig aan, door te schermen met grote aantallen namen, documenten, bezoekers of leden.
Of met het woordje “gratis”, zo in de trant van: Neem nu een gratis proefabonnement, dat kost helemaal niets. Maar: voordat je zo’n abo krijgt, moet je eerst een reeks persoonlijke gegevens invullen, inclusief een creditcardnummer. Enne... zeg ook even wat voor betaald abonnement je wilt als de proefperiode is afgelopen? Het gevolg: de knop om de proef te beëindigen is dermate goed weggestopt op de site dat de kans groot is dat hij niet gevonden wordt. Waardoor je dus aan een betaald abo vast zit.
Andere truc: je adverteert als commerciële partij op websites, maar dan zodanig dat het niet als advertentie kan worden herkend. Toe maar mensen, klik maar op de link! Dan hebben we je binnen. Misselijk, vind ik dat.

Het gevaar van commercie bij een hobby is, dat de verkopende partij probeert om je alle initiatief uit handen te nemen. Vergelijk het met mensen die graag schilderen. Zij zijn gebaat bij tips en technieken om dat beter te kunnen doen. Maar wat doet de handel? Komt die helpen? Nee hoor, die probeert je een doos “schilderen-op-nummer” aan te smeren. Hou de klant maar lekker dom, dan kun je in de toekomst nog meer aan hem verkopen. Niets ten nadele van het schilderen op nummer, grote groepen mensen zijn er erg blij mee, maar voor mij hoeft het niet.

11 december 2011

Het raadseltje van de Lap

Schepen die naar de Oostzee gingen, bleven wel eens liggen "achter de Lap". Een merkwaardige term die je door de eeuwen heen tegenkomt, zoals in de Opregte Haerlemsche Courant uit 1688. Ik heb daar in de Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag een foto van gemaakt:


Vroeger wist natuurlijk iedereen wat hiermee bedoeld werd, maar ik tastte in het duister. De zinsnede in het krantenstukje dat de kapitein al in de stad (=Elseneur) was, maar dat zijn schip nog achter die Lap lag, duidt er wel op dat de Lap in de buurt moet liggen. Een kapitein laat zijn schip niet in de steek, hij reist hooguit naar de wal om zaken te regelen.
Zoals altijd komt ook nu internet weer te hulp. Even Googlen en ik kreeg een verwijzing naar de website historici.nl, waar een voetnoot in een geschiedenisboek me op het juiste spoor zette. Het ging dus om een zandbank en de achterkant daarvan lag aan open zee. Die kant bevroor dus niet, zoals in de Sont wel geregeld gebeurde.
Toen ik dit eenmaal wist was het niet zo moeilijk om er achter te komen waar die zandbank lag. Een virtueel bezoek aan KB nummer twee (de Kongelige Bibliotek in Kopenhagen) en de daar bewaarde atlas van koning Frederik V leverde de volgende kaart op:


Aanvulling 1: De Lap, of Lappen zoals hij in het Deens heet, bestaat nog steeds. De zandbank steekt niet boven het water uit (en waarschijnlijk heeft hij dat ook nooit gedaan). Het is een onderzeese zandbank, vlak onder het oppervlak van de Sont. Erik Gøbel, Statens Arkiver, København.

Aanvulling 2: De zandbank stond ook bekend onder andere namen, zoals Lappegrund en Lapsand. Via Google Books kwam ik terecht bij een Frans handboek voor de zeevaart, waarin het volgende te zien is:


Vrij vertaald staat daar: "Het kan gebeuren dat een schip, vanwege zware weersomstandigheden, niet in staat is om aan te leggen in Elseneur. In dat geval is het ook mogelijk om de papieren naar die stad te sturen om zo de lading in te klaren. De kapiteitn moet daarvoor wel een extra Rixdaler betalen, die zal worden geschonken aan de kas van het armenhuis."
In een ander Frans handboek staat een nadere beschrijving van de zandbank:


Weer vrij vertaald staat daar: "Op korte afstand van Elseneur, vanuit de Noordzee komend vóór die stad, ligt een zandbank die Lap ofwel Lapsand wordt genoemd. Schepen kunnen daar afmeren als de wind uit de verkeerde hoek waait om naar Elseneur te varen."
In nog weer een Frans nautisch handboek staat, dat het water boven de zandbank een diepte van slechts 7 à 8 vadem heeft.

27 november 2011

Verdwenen: de Katersteeg in Amsterdam


Achter de huizen aan de Herengracht in Amsterdam doemt dreigend een kerkgebouw op, dat bijna in de achtertuinen lijkt te staan. Dat lijkt niet alleen zo, het is echt zo. Het is de RK-kerk de Krijtberg, die daar in 1881 is gebouwd, midden tussen de bebouwing. Het kerkbestuur slaagde er in om een aantal huizen en huisjes op te kopen en van de gemeente Amsterdam werd een steegje tussen Singel en Herengracht gekocht.
Altijd fascinerend, zo'n steegje dat niet meer bestaat, hoewel de eerste 20 meter er nog steeds zijn. Speurend op oude kaarten komt niet echt een naam van de steeg in beeld. Op de eerste kadasterkaart uit 1832 staat de steeg wel, maar heeft hij geen naam:


Op de buurtkaart uit 1850 staat wel een naam, namelijk de Spelonksteeg, maar dat blijkt niet de goede naam te zijn. Het doorgangetje draagt namelijk de naam Katersteeg, en dat was al zo in de 17e eeuw.
De verkoop van de steeg vond plaats in 1879, in de raadsvergadering van 30 januari werd de knoop doorgehakt. Dat ging echter niet zonder slag of stoot, want de Raad diende zich te buigen over een bezwaarschrift van een aanwonende. De klager kreeg echter geen voet aan grond, er werd geoordeeld dat "de heer Kruimel zijn bezwaren pas ter elfder ure geldende heeft gemaakt" en "de heer Kruimel is de eenige die post acta met bezwaren aankomt". Na nog veel heen en weer gepraat werd de verkoop van de steeg in stemming genomen en met 14 tegen 11 stemmen goedgekeurd.
Was het nu gedaan? Nee hoor, volgende punt van discussie was de prijs die voor de grond van de steeg betaald moest worden. De voorgestelde prijs van 12,75 gulden per [vierkante] meter werd te laag geacht. Raadslid Schmitz wijst er op, dat de Vlasbloemsteeg recent was verkocht voor 25 gulden per el [oude benaming voor meter].
De burgemeester vraagt nadrukkelijk of de Raad dat wil, maar daar werd op gereageerd dat er een stemming moest komen. De oude prijs sneuvelde, waardoor de steeg "twee keer zo duur werd verkocht". Wethouder Tromp, belast met Publieke Werken, hield de Raad voor dat "door dezen verkoop een leelijke en vuile steeg zal vervallen en dat is in het belang der Gemeente. Er zijn momenteel nog een 654-tal van die stegen en gangen. Het is wenschelijk dat die verdwijnen."
Maar Kruimel, notaris van beroep, liet het er niet bij zitten en bestookte de gemeente met de ene klacht na de andere. De verkoop kwam in de maanden na het eerste besluit nog een aantal keren in de raadsagenda terug. Via een kunstgreep (het onttrekken van een deel van de steeg aan de publieke ruimte) werd de koop dan toch eindelijk gesloten. De huizen en huisjes die aan de steeg stonden moesten ook nog weg, zij werden 'ter amotie' (afbraak) publiekelijk verkocht.


Er bleef daarna dus een klein stukje van de steeg over, afgesloten door een poort. Dat ziet er tegenwoordig zo uit:


Het poortje is gezien de stijl gemaakt in opdracht van het kerkbestuur en het zal zo rond 1881 - het bouwjaar van de kerk - zijn opgericht. Uit een verrassende hoek blijkt, dat deze veronderstelling inderdaad klopt. De bewoner van Herengracht 423 vond bij het schoonmaken van de gang onder een stapel rommel een houten plankje met opschrift. Een geweldige vondst, want nu is meteen voor 100% bekend wanneer de poort is gebouwd en door wie.


Kijk, dit zijn nu eens leuke dingen. Het volgende op mijn lijstje is het maken van een 3D-model van de steeg zoals deze er uit zag voordat de kerk werd gebouwd. Op basis van de kadasterkaart moet dat wel mogelijk zijn. Misschien niet helemaal exact, maar dan toch een goede benadering.

26 november 2011

Hoe ging dat vroeger? - 2 -

De politiek is er beslist nog niet uit. Ze willen één landelijke politiedienst creëren maar daar zitten heel veel haken en ogen aan.


Nationale Politie, zo gaat het heten. In maart volgend jaar komt er een beslissing en dat is dan precies 69 jaar na een vorige exercitie van dat type. Het ging toen om de Staatspolitie, een instelling die was bedacht door de bezetter om de politie van het hele land onder één noemer te brengen.
Op 1 maart 1943 was het zover. Iedere politieman werd ontslagen bij het korps waar hij werkzaam was, en meteen ingelijfd bij de op Duitse leest geschoeide organisatie. Ook het oude uniform moest worden ingeleverd, om het te vervangen door wat in Amsterdam wel "het apepakkie" werd genoemd. Een uniform van niet al te best materiaal (het was tenslotte oorlog) dat heel veel leek op de Duitse uniformen.
Het feitelijke gevolg was, dat het politie-apparaat een direct verlengstuk werd van de Duitsers. Hier gold zeker het principe "Befehl ist Befehl", de opdrachten van het bezettingsleger dienden nauwgezet en direct te worden uitgevoerd. De Amsterdamse hoofdcommissaris stuurde daarover het volgende bericht rond:


Waaruit valt af te leiden dat tegenstribbelen geen zin heeft en dat alle oude regels per direct overboord waren gezet. Ook de rangen binnen de politie werden compleet vernieuwd. De aloude a.p. ofwel agent van politie diende voortaan te worden aangesproken als wmr. ofwel wachtmeester. Het rangensysteem van het Duitse leger diende duidelijk als basis voor de nieuwe titulatuur.
Het hele nieuwe politiesysteem heeft het iets meer dan twee jaar volgehouden, na de bevrijding werd er snel gewerkt om de oude situatie weer te herstellen. Om iedereen te laten weten hoe de vork ook alweer in de steel zat, werd een overzicht gemaakt van de rangen en de rangen waarvoor ze in de plaats zijn gekomen:

19 november 2011

Taalhulpje van Google bij oude akte

In het Stadsarchief Amsterdam vond ik een tekst in een vreemde taal. Niet direct duidelijk was, om welke taal het ging. Het leek op Spaans, maar dat was het toch niet helemaal.


Natuurlijk een gelegenheid bij uitstek om de informatiebalie mee te bestoken. Dat bestoken lukte natuurlijk wel, alleen een antwoord leverde het niet op. Ik ging naar huis met de mededeling dat ik zou proberen om er via internet achter te komen.
De eerste gedachte was, om de tekst in te typen en dan via Google te kijken of er soms ergens een vermelding was. Na enig denken leek dat toch wat te omslachtig, dus kwam idee 2 om de hoek kijken. Typ de tekst in de vertaalmodule van Google en kies steeds een andere brontaal. Al na een paar woorden bleek dat niet nodig te zijn, Google Translate kwam zelf met een waardevolle taalsuggestie:


En toen viel het kwartje ook. De tekst (de standaard huwelijksformule) stond er in het Portugees vanwege de vele Portugese Joden die naar de hoofdstad waren gevlucht. Zij waren meestal niet in staat om de ingewikkelde Nederlandse tekst op te lezen. Die Nederlandse versie, ook aanwezig op de eerste bladzijde van het Trouwboek van het Stadhuis 1723-1732, toegangsnummer 5001, inventarisnummer 954, zag er zo uit:

14 november 2011

Verrassende getalsnamen


Toen ik de bankbiljetten eens bekeek die ik nog overhad na een tripje naar Denemarken (eindelijk weer eens naar een land waar ze geen euro’s hebben) was ik toch een beetje in verwarring. Het briefje van 50 Kronen droeg de tekst “Halvtreds Kroner”. Zou treds soms een woord zijn dat honderd betekent, zodat de helft daarvan op 50 uitkomt?
Maar nee, dat bleek het niet te zijn. Even doorspitten en het blijkt dat het Deense getalsysteem deels berust op een basis van 20. Ik had dat al eerder gemerkt bij de Sont Tolregisters, waar de maat ‘skok’ (spreek uit sjok) veel voorkomt. Een skok is 60 stuks van iets, en dat kunnen 5 dozijnen zijn, of 3 twintigtallen. In Denemarken wordt een skok gezien als 3 x 20, in Duitsland beschouwen ze een Schock als 5 x 12.

Goed, twintig als basis, maar hoe zit dat dan? En hoe komen ze aan dat Halvtreds? De ‘tred’ blijkt te staan voor 3, en halvtreds kan worden herleid naar een constructie als ‘half drie’. Wat in feite twee-en-een-half-uur betekent. In het oud-Nederlands zien we dit ook wel in de vorm van ‘derdehalf’, bijvoorbeeld een stuk land ter grootte van derdehalf morgen. Omgezet naar iets begrijpelijker maten is dat dus 2,5 morgen.
We kennen de constructie nog in ‘anderhalf’. Ander is hier het oude woord voor 2. Wat uitvoeriger verklaard krijg je voor anderhalf: een hoeveelheid waarvan de eerste heel, en de tweede half is. Denk ook aan ‘eenmaal, andermaal… verkocht’. Andermaal is niets meer of minder dan de tweede maal.
Vanaf het getal 50 volgt het Deens een mooi regelmatig patroon voor het beschrijven van de tientallen:

50 halvtreds 2,5 x 20
60 tres 3 x 20
70 halvfjerds 3,5 x 20
80 firs 4 x 20
90 halvfems 4,5 x 20
100 hundrede

In het Frans komt de 20 ook voor, en wel in de telwoorden 80 en 90:

80 quatre-vingt 4 x 20
90 quatre-vingt dix 4 x 20 +10

Een beroemd voorbeeld uit de VS is het zogeheten Gettysburgh Address, de redevoering van president Abraham Lincoln uit 1863, waarin hij het heeft over de onafhankelijkheid van 1776. Dat was toen 87 jaar geleden en Lincoln omschreef dat als 4 x 20 + 7 (zie de foto).


12 november 2011

Hoe ging dat vroeger? - 1 -

Af en toe lees ik iets in een krant, dat er op wijst dat ze het wiel opnieuw willen uitvinden. De scheepvaart, bijvoorbeeld, die last heeft van piraten. De reders willen schip en bemanning daar graag tegehn beschermen en stellen voor om dan maar gewapende bewakers mee te sturen. Wat door de politie resoluut aan de kant wordt gezet:


Geen gewapend escorte, want dat mag niet volgens de wet. En je zou zo'n piraat misschien wel kunnen neerschieten of zo.
Okee, dan maar geen bewakers met geweer aan boord, met het risico dat schip en lading worden gekaapt en pas na het betalen van veel losgeld weer worden vrijgegeven.
Mijn voorvader Dirk Simonsz voer in het midden van de 18e eeuw naar Suriname. Had hij soms een gewapende bewaker aan boord? Nee hoor, maar wel 24 stuks geschut met munitie (ijzeren kogels van 2 tot 10 pond) en een bijbehorende tot de tanden toe bewapende bemanning. En Dirk was beslist niet de enige die zich op deze manier tegen piraterij beschermde. Zie bijvoorbeeld de Middelburgsche Courant van 20 december 1759, daar lezen we:

06 november 2011

De balken van pakhuis de Wildeboer

Het interieur van pakhuis de Wildeboer, dat inmiddels tot woonhuis is verbouwd, wordt gedomineerd door grenen balken. Het houtwerk is fors van afmetingen, de balken hebben een maat van circa 25 bij 25 centimeter. Ik schrijf circa om twee redenen, in de eerste plaats zijn de balken ruim 280 jaar oud wat wil zeggen dat ze 10 bij 10 duim meten. In de tweede plaats heeft het hout in al die jaren wat te lijden gehad, de balken zijn op sommige plaatsen niet dikker dan zo'n 24 centimeter. De dwarsbalken hebben een lengte van 8,40 meter (30 Amsterdamse voet) en ze liggen op staanders met een lengte van zo'n 2,30 meter. Op de aanhechtingspunten zijn schuine steunbalken aangebracht, via een mooie houtconstructie. Zie de foto. De schuine stukken zijn keurig ingelaten in de staander, en het geheel wordt met stevige houten pennen bij elkaar gehouden. Ik zal ongetwijfeld wat technische termen niet goed hebben, maar het idee is duidelijk.
Maar dan komt de vraag op, waar die balken vandaan zijn gekomen. Nederland had niet echt veel dennebomen die groot genoeg waren om dit type balk uit te halen. Ik denk dat ik het antwoord heb gevonden uit de documenten van de Oostzeehandel. Veel schippers uit Nederland voeren naar de Oostzee, om daar hout te kopen. Als voorbeeld heb ik een inschrijving uit 1728 opgezocht:


Het betreft hier een schipper uit Hindeloopen, die vanuit de Oostzeehaven Narva terugkomt met een lading bestaande uit:
1041 Bielker (= balken)
1300 Sparrer (= boomstammen) en
190 Deehler (= planken)
Het is dus denkbaar dat de balken en planken voor het pakhuis uit Rusland komen, de regio die nu Estland wordt genoemd. Op een kaartje uit de atlas van koning Fredrik den Femten (die wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Kopenhagen) is te zien dat de omgeving van Narva zeer veel bos bevatte.


De opmerking "het is denkbaar" wil niet zeggen dat de bouwmaterialen inderdaad zo uit Narva zijn gehaald. De tolrechten voor balken zijn uitermate hoog. Kapitein Katt moest voor zijn 1041 gezaagde balken een tol van 32 rigsdaler en 25 schillinge betalen. De tol voor de 1300 boomstammen was maar 21 schillinge. Dat prijsverschil, in combinatie met de ruim 250 houtzaagmolens in de Zaanstreek, kan maar tot één conclusie voeren: de stammen kwamen uit Narva, de balken en planken werden er ter plekke van gezaagd. Dat ging simpel, de boomstammen werden in Amsterdam in het water gelegd en per boot over het Y en de Zaan naar Zaandam gesleept.


Op deze foto, gemaakt bij houtzaagmolen Het Jonge Schaap op de Zaansche Schans, ligt een rijtje stammen te wachten om gezaagd te worden.


Na afloop is de stam opgedeeld in een reeks mooie dikke planken. Het gezaagde hout wordt, zoals hierboven te zien is, te drogen gelegd in een droogschuur.

04 november 2011

De militieregisters staan (deels) online

Gisteravond, 3 november 2011, is de eerste pluk militieregisters online gekomen. Het is een resultaat van het project VeleHanden.nl, waarbij vrijwilligers een transcriptie maken van de registers. Daardoor zijn ze doorzoekbaar geworden en dat is best prettig. In plaats van onhandige boeken te moeten doorbladeren (ze hebben het formaat van een dagblad, maar dan zo'n 5 centimeter dik en behoorlijk zwaar) kun je nu gewoon vanuit de bureaustoel je onderzoek doen.


Dat is prettig, want het opsporen en doorbladeren van de boeken vergt behoorlijk wat werk en ook tijd als je de uurtjes reistijd ook meeneemt. Ik ben eens gaan neuzen op de nieuwe site, kijken wat ik tegen kon komen. Ik was verrast door het resultaat dat ik in korte tijd kon bereiken. Zo vond ik de inschrijving van mijn oom Jan Hettema uit Amsterdam van wie ik een foto in uniform heb, gedateerd 1935. Hij was toen 22 jaar. Een eerdere poging om zijn naam in het register te Haarlem (het proviciaal archief) te vinden liep op niets uit, de betreffende jaargangen waren niet aanwezig. Maar de boeken van Amsterdam blijken er dus nog wel te zijn, en wel in de hoofdstad zelf, zo zag ik op de website. Dat is dus vondst 1.


Ik had al eens gespeurd om te kijken of het soort uniform dat hij gedragen heeft een indicatie vormde voor het legeronderdeel, maar daar kwam ik niet echt uit. Aan de strepen onderaan de mouw te oordelen had hij wel een rang, maar welke dat ontsnapte aan mijn waarneming. Ook het legeronderdeel was niet echt duidelijk. Ik dacht aan cavalerie, gezien de laarzen en de rijbroek met leren binnenstuk.
De militieregisters gaven de oplossing van het raadsel. Oom Jan was ingedeeld bij de bereden artillerie, met als eindrang wachtmeester. Zoals te zien is in het laatste vakje van zijn inschrijving in het register:


Nu ik weet in welk regiment hij diende, kan ik verder gaan zoeken.
De militieregisters gaven nog meer leuke details prijs, zo kwam ik er achter dat een van de voorvaderen niet in het leger hoefde vanwege zijn geringe lichaamslengte. In het register stond simpelweg "te klein". Met een langte van 1.54,3 meter voldeed je echt niet aan de norm. Dus dit was vondst 2.
Gauw nog een paar namen proberen, en ja hoor dat kwam overgrootvader van de kant van mijn echtgenote in beeld. Hij was wel gekeurd en ook goedgekeurd maar hoefde toch niet in dienst vanwege broederdienst. Hij had inderdaad twee oudere broers, en die moeten dus wèl in het leger hebben gezeten. Weer een tip voor verder onderzoek. Ik merk die aan als vondst 3.
Nou, dan denk je het allemaal wel gehad te hebben, maar dat was niet zo. De achternaam van overopa intypen en kijken wat daar dan weer uitrolt. Tot mijn verrassing zag ik een voor mij zeer bekende voornaam die bovendien tamelijk zeldzaam is: Schelte. En dat bleek een volledig onbekend familielid te zijn, een zoon van oudtante Richtje waarvan ik altijd dacht dat ze ongetrouwd was gebleven. Ongetrouwd wel, maar niet zonder kind zoals ik kon lezen. En dat was vondst 4 die me aanspoort om te zoeken naar verdere nakomelingen van oudtante.

Nu ben ik redelijk doorgewinterd in het onderzoek, al zeg ik het zelf. Als ik in korte tijd al vier eye-openers tegenkom, wat moet een beginnende onderzoeker dan wel niet ontdekken?

28 oktober 2011

Weg met het metrieke stelsel

Zoals al eerder gezegd ben ik bezig om een 3D-model te maken van het oude pakhuis 'de Wildeboer'. Om dat een beetje goed te doen is het van belang dat je de maten correct hebt, anders wordt het nooit levensecht. Dus: gewapend met een rolmaat zoveel mogelijk opgemeten, opgeschreven en later uitgewerkt.


En dat werd dus helemaal niks. Een grondvlak van zo'n 8.40 meter breed en 22.50 meter lang, met ramen die ongeveer 1.70 meter breed zijn (sommige ongeveer 1.69, andere weer 1.71 of 1.73). Kortom, geen lijn in te ontdekken...
Wat wil je ook met een pand dat rond 1730 gebouwd is, terwijl nog niemand in de Zaanstreek van het metrieke stelsel had gehoord? Niks te metrieke stelsel, er werd gewerkt met voeten. Amsterdamse voeten om precies te zijn, met een lengte van 28,31 centimeter en verdeeld in 11 duimen. Kijk, en toen werden het opeens heel mooie maten. Namelijk een grondvlak van 30 voet breed en 80 voet lang. Met ramen van 6 voet breed en een tussenruimte van eveneens 6 voet. Kijk, dat rekent toch een stuk makkelijker. En hoewel de vakman nog steeds spreekt van duimstok, heeft het ding een verdeling in centimeters, dus daar heb je niets aan.


Het is wel goed voor een mooi plaatje, zie de foto hierboven. Echt goed opmeten was hier toch niet gelukt, omdat het hout in 280 jaar behoorlijk is gaan werken, zodat de balk ruim een centimeter dikker is geworden.
Amsterdamse voeten dus, verdeeld in elk duimen, elk met een lengte van 2,55 centimeter. Die maat vinden we weer terug in de planken waarmee de buitenkant van het pakhuis bedekt is. Stevige stukken hout, met een behoorlijke lengte ook nog. Hoe zouden ze die eigenlijk gemaakt hebben, toen? Antwoord is relatief simpel: in een houtzaagmolen. In molen Het Jonge Schaap, op de Zaanse Schans, zag ik hoe dat ooit gedaan werd. Een hele boom werd verticaal tot planken gezaagd, met een dikte van 1 of 2 duim. En voor balken nog dikker, zie de volgende foto.


Gewapend met de nieuwe kennis ga ik het model verder vormgeven, waarbij er zonder twijfel nog probleempjes komen omdat Google Sketchup niet echt ingericht kan worden op oude maten. De software kent, omdat de bron Amerika is, wel feet en inches, maar dat zijn de standaardmaten van nu, omgerekend 30,48 cm en 2,54 cm.

17 oktober 2011

Philips: Last in, first out

Het NOS Journaal had zojuist een item over de vele ontslagen die gaan vallen bij Philips. Met de opmerking dat dat al geruime tijd voorkomt bij de firma. Met een staatje dat zo'n 25 jaar terugging.
Mooi, natuurlijk, zo'n nieuwsitem, maar niet compleet. Het ontslaan van groepen werknemers was ook al aan de orde in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het ging slecht met de economie en er moesten mensen worden ontslagen. Om precies te zijn 2000 man, heel wat voor die tijd. De keus wie er uit moest, was relatief simpel: degenen die het laatst waren aangenomen, vlogen er het eerste uit. Het LIFO-principe dus. Mijn vader kreeg het nieuws te horen via de volgende brief:


die meteen dienst deed als getuigschrift. Lekker makkelijk, want nu hoefde de typekamer maar 2000 vellen vol te tikken, in plaats van 4000. En het was allemaal handwerk, computers bestonden nog niet.
Drie dagen voordat deze brieven werden verstuurd wist de krant Het Vaderland in een klein berichtje nog het volgende te melden:

16 september 2011

Pakhuis de Wildeboer

Update 20 september 2011: Ik heb me vergist, de balken in het pakhuis zijn niet van eikenhout, maar van grenenhout. De huidige bewoners hebben laten weten dat er in de hele constructie van het pakhuis geen eikenhout is gebruikt, waarvoor dank! Ik zal binnenkort bloggen over de vermoedelijke herkomst van het hout.

Ik waarschuw maar even, dit wordt een ingewikkeld verhaal. Teunis Bon, de grootvader van mijn betovergrootvader, kocht 210 jaar geleden het pakhuis 'de Wildeboer' gelegen aan de Zaan in Zaandam. Hij had opslagruimte nodig voor oliehoudende zaden, waaruit hij vervolgens olie liet persen door een van de vele oliemolens langs de Zaan.
Grootvader van... Hoe zit dat dan precies? Teunis Bon trouwde op 21 februari 1773 te West-Zaandam met Trijntje IJzer. Het echtpaar kreeg drie kinderen, Cornelis (1773), Simon (1775) en Christina (1779). Die laatste trouwde in 1808 met Abraham Keijser, mijn voorvader in directe lijn.
Het echtpaar kreeg één zoon, genoemd naar zijn grootvader en geboren in 1812. Enkele maanden later kwam Abraham Keijser te overlijden en Teunis (mijn betovergrootvader)werd deels opgevoed door zijn grootvader. Opa Teunis bouwde een handel in olie en traan op en deze ging in 1836 over naar kleinzoon Teunis. Daarvan werd melding gemaakt in de krant, door het plaatsen van volgende advertentie:


De advertentie stond begin maart 1836 in het Algemeen Handelsblad en dat was een bewuste keuze. De oliehandel van Teunis Bon was actief in een groot deel van het land, tot Middelburg aan toe. Het was zaak, om de wisseling van exploitatie zo breed mogelijk bekend te maken.
De oliehandel kocht zaden in, bijvoorbeeld raapzaad of koolzaad, en sloeg dat op in het eigen pakhuis. Als er vervolgens olie nodig was, werd een deel van het zaad uitgeperst in een oliemolen. Waar Teunis Bon nog gebruik maakte van de diensten van anderen, had Teunis Keijzer zelf een aantal molens in bezit. De zaden werden daar geperst in een installatie die met louter windkracht een druk van 500 atmosfeer kon genereren. Voldoende om - in twee etappes - alle olie uit de zaden te krijgen. Wat overbleef, de zogeheten oliekoeken, werd verkocht als veevoer.
Teunis Bon overleed in 1839 op de respectabele leeftijd van 87 jaar. Teunis Keijzer zette de oliehandel voort tot zijn dood in 1849.

Een sprongetje naar het heden, vorige week was het Open Monumentendag en pakhuis de Wildeboer bleek ook te bezoeken. Dat moest ik meemaken, dus vroeg opgestaan om de trein naar Wormerveer te nemen. Ik hoor de lezer al weer denken. Wormerveer? Maar het staat toch in Zaandam?
Ik had al beloofd dat het een ingewikkeld verhaal zou worden. Het pakhuis is naar schatting gebouwd in 1730 en op een gegeven moment stond het in de weg van de expansiedrang van de firma Verkade. Er werd geopperd dat het pakhuis best afgebroken kon worden, omdat het op waardevolle grond stond. Ai, dat viel niet zo goed. Gelukkig was er de Stichting Frans Mars, die zijn best deed om Zaans erfgoed te behouden. In 1985 kocht de Stichting het pakhuis voor een bedrag van 1 gulden.
De steunbalken (van fors eikenhout) werden onderaan doorgezaagd, er werden vijzels het pakhuis binnengereden en het hele gebouw werd op twee dekschuiten gereden. Klaar voor een tocht van 6 kilometer over de Zaan naar Wormerveer. Aan de Dubbele Buurt aldaar was een gapend gat ontstaan door het afbranden van een pakhuis. De ideale tweede plek voor de Wildeboer.


Het weer op 10 september zat goed mee, het pakhuis stond lekker in het zonnetje, zoals hier boven te zien is. De deur stond uitnodigend open en de bewoners waren blij verrast om een nazaat van de vroegere eigenaren te ontmoeten. Meteen bij binnenkomst zag ik een
mooi bordje, met daarop een lijst van alle eigenaren van het pakhuis. Die gegevens komen uit een boekje dat over het pakhuis is geschreven door een voormalig medewerker van Verkade, de heer Anne Hof. Hij heeft op basis van allerlei schepenakten en notariële akten uit het archief van de Gemeente Zaanstad de geschiedenis van het pakhuis in kaart gebracht. Ik heb zelf al die akten ook bekeken. Er is een groot verschil tussen 'over iets lezen' en 'iets met eigen ogen zien'. Zo ook nu, het was zeer indrukwekkend om het pakhuis van binnen te bekijken.
Uiteraard zijn er dingen veranderd om er een leefbaar huis annex atelier van te maken, maar bepaalde details zijn bewaard gebleven, zoals de dikke grenen balken die het skelet van het pakhuis vormen.


Het houtwerk is ooit witgekalkt, waarschijnlijk met een substantie die ook gif bevatte, om insecten en dergelijke te weren. Verkade heeft het pakhuis een aantal jaren gebruikt voor opslag van grondstoffen voor koek en andere zaken.
In de oude tijd werd het zaad gestort in zogeheten kassen, bakken die tegen de zijkant van elke verdieping waren getimmerd. Boven elke kas zat een luik, zodat frisse lucht vrij spel had in de opslagruimte. Er werd alles aan gedaan om de zaden in goede conditie te houden. Een andere bewerking was het verplaatsen van een lading zaden van boven naar beneden. Dat proces, dat volgens de overlevering de oorsprong is van het woord 'verkassen', werd in gang gezet door een schuif in de vloer te openen. De zaden stroomden zo een verdieping lager. Door die verplaatsing werd broei tegengegaan. Gelukkig zijn een aantal van die schuiven bewaard gebleven, zoals op de foto hieronder te zien is.


Al met al is het verhaal toch niet zo heel erg ingewikkeld geworden, zie ik.

11 september 2011

Eindelijk de brug dan toch gevonden

Okee, het kost wat tijd, maar dan heb je ook wat. Vrij vertaald in: Ik heb een paar jaar nodig gehad om er achter te komen waar mijn vader in de oorlog op de foto is gezet. Dit was de foto:


Omdat er zo weinig van de omgeving op staat was het aanvankelijk gissen wat er nu precies op stond. Aan de linkerkant staat een hek, dat op enkele bruggen in Amsterdam werd gebruikt om het verkeer tegen te houden als de brug open moest. Het was dus een brug, maar welke? Achterop stond April 1942, dus de foto was in het voorjaar gemaakt. Dat verklaarde ook de lange schaduwen. Ik dacht dat het tijdstip van opname midden op de dag was, zodat het water min of meer noord-zuid zou lopen. Met als gevolg dat de brug in oost/westelijke richting lag.
Afijn, alle bruggen in die richting op de kaart opgezocht en de situatie vergeleken met wat er op de foto stond. Sommige (de Scharrebiersluis bij het Entrepotdok, bijvoorbeeld) leken veelbelovend. Zelfde soort hek, ook in de buurt van een waardevol object (dat Entrepotdok), maar details kwamen niet overeen.
Nog maar weer eens navraag doen, de bemensing van het Stadsarchief Amsterdam helemaal gek maken met vragen (sorry daarvoor) en tientallen foto's en tips natrekken.
En dat allemaal zonder resultaat. De foto is zelfs geplaatst op de website van Ons Amsterdam, want de lezers van dat blad kennen Amsterdam als geen ander. Ook weer niets. Om wanhopig van te worden. Misschien de lantaarnpaal? Dit type kwam voor op een aantal Amsterdamse bruggen, maar ook dat spoor liep dood.
Wat doe je dan? De beste manier is om even helemaal iets anders te gaan doen. In mijn geval was dat onderzoek naar de meandering van de Waal rond 1600 en het maken van een reeks transcripties.
En dan kruipt het bloed toch weer waar het niet gaan kan. Weer de Beeldbank van Stadsarchief Amsterdam opgezocht en zoeken naar foto's met als thema 'loods', 'haven', 'kraan' en 'kade' om er een paar te noemen. En uiteindelijk kwam ik deze tegen:


Die loods, die lijkt wel heel erg op de loods op de foto uit 1942. Gelukkig hoef je niet naar zo'n klein postzegeltje te turen, met één muisklik kan de foto worden vergoot. En dan komt dit in beeld:


Frappant, dus. Alleen het gebouw met de puntjes op de achtergrond, dat zag ik niet echt op de originele foto. Maar met een kleine computerbewerking (het egaliseren van het histogram, voor de kenners) zie je opeens dit:


Hebbes. Het ging dus om een brug over de Binnenhaven. Via een oude plattegrond van de stad blijkt, welke brug dat is geweest:


Brug nummer 269, lopend niet in oost/westelijke richting, maar in noord/zuidelijke richting. Waaruit dus meteen volgt, dat de foto niet midden op de dag is genomen, maar ergens aan het eind van de middag. Het Stadsarchief heeft een originele bouwtekening van deze brug in bezit. En daar zien we, inderdaad, de lantaarnpaal.


Daar nog in originele staat, en niet kapotgeschoten (denk ik) zoals in de oorlog. De brug had oorspronkelijk een stenen aanzet, op de foto staat waarschijnlijk een houten noodconstructie die in de oorlog is aangebracht.

Tijdens het bewerken van de foto van het Stadsarchief komt ook bovenop de loods een bord met namen aan het licht. Plaatsen in Schotland die ook op de originele foto te vinden zijn:


Die Binnenhaven bestaat niet meer, hij moest verdwijnen omdat het aantal sporen naar het Centraal Station vergoot moest worden. Vroeger lag er een enkel spoor op de dijk, nu zijn het er meer dan tien.

Bij het Stadsarchief kunnen ze nu even rustig ademhalen. De deskundigen hoeven niet meer meteen in de stress te schieten als ze me zien binnenkomen. Zo van: "Oh, daar is hij weer, met zo'n brugzoekende blik in zijn ogen." Maar misschien heb ik binnenkort wel weer een ander probleem waar deskundige assistentie absoluut bij nodig is...