20 december 2008

Afkortingen en getallen

Op de persoonskaarten die ik in de diverse archieven heb opgevraagd staan allerhande afkortingen en cijfers. Niet zo verwonderlijk, want de ruimte op de kaart is beperkt en wanneer er steeds voluit werd geschreven zou een kaart snel vol raken. Vandaar ook, dat namen van grote plaatsen vaak werden afgekort. GV is 's-Gravenhage en ASD is Amsterdam, om er maar twee te noemen.
Een andere afkorting is PB, gevolgd door een nummer van 5 cijfers. Dat was het PersoonsBewijs, door de bezetter steevast aangeduid met Ausweis. Het nummer op de kaart en het nummer op het PB dienden gelijk te zijn.
In een hoekje op de archiefkaart van mijn moeder zie ik het volgende:



Waarbij de letters staan voor Distributie StamKaart (DSK), serie B, nummer 89452. Gauw even kijken of dat klopt, want ik heb de betreffende kaart in mijn archief zitten. En ja hoor:



Deze kaart moest je hebben, wilde je distributiebonnen kunnen halen. Het systeem van die bonnen werd al bedacht in 1939 toen Nederland nog niet in oorlog was. De regering zag wel aankomen dat bepaalde goederen schaars zouden worden en een bonnensysteem zou zorgen voor een eerlijke verdeling van het weinige goed. Een product mocht pas worden gekocht na inlevering van een bonnetje. Die bonnetjes werden alleen verstrekt op vertoon van een stamkaart. Elke keer dat een bonnenboekje werd uitgegeven, zette de ambtenaar een markering op de kaart.



De kaart ziet er wat grauw uit, net alsof deze op gerecycleerd papier is gedrukt. Bij nadere beschouwing blijkt, dat de grauwsluier in feite een microdruk is, in golfjes staat het woordje "distributie" gedrukt. Een methode om vervalsing van de kaarten tegen te gaan. Dit vervalsen werd wel gedaan, maar door de microbedrukking werd het allemaal wat moeilijker gemaakt.
Van de kaart is een hoek afgeknipt, om aan te geven dat hij verlopen was. Die knip is gemaakt in de oorlog, toen de tweede serie Distributie StamKaarten werd uitgegeven. Die kaarten waren bedacht door de bezetter, om het de onderduikers zo moeilijk mogelijk te maken. Zonder kaart geen bonnen en zonder bonnen geen voedsel, als dat er al was... Het verzet besloot toen om hele series valse bonnen te gaan drukken.

15 december 2008

Een theorie valt in het Water

Mijn voorvader Willem Wit werd in 1815 geboren in Amsterdam, op het adres Water N° 90, waar zijn moeder tijdelijk logeerde. Als extra toevoeging stond er: nabij de Kapelsteeg. Het leek zo goed verklaarbaar: met Water werd ongetwijfeld het Rokin bedoeld, en Kapelsteeg was ofwel de Enge, of de Wijde Kapelsteeg. Beide straatjes lopen tussen de Kalverstraat en het Rokin. In die Kalverstraat was bovendien de arts gevestigd die bij de aangifte van de geboorte aanwezig was.
Om het helemaal compleet te maken: Rokin 90 is tegewoordig op de hoek van de Wijde Kapelsteeg. Er zit een opticien in dat pand, met als bijzonderheid een beeldje op de dakrand. Bijna niemand kijkt naar het beeldje, maar als je dat wel doet, dan merk je dat er direct teruggekeken wordt, en hoe! Probeer maar eens.

En waarom valt deze theorie nu in het Water? Er begon iets te knagen door de toch wel erg toevallige overeenkomst van de huisnummers. Dat komt bijna niet voor, dus waarom zou het nu dan zo zijn? Een zoektochtje door de omnummeringsgidsen van Amsterdam bracht al gauw aan het licht dat nummer 90 van het Rokin voor 1853 aan de andere kant van het water lag. En dus helemaal niet in de buurt van de Kapelsteeg. Nee, maar wel in de buurt van de Nadorststeeg. Sorry, die heet nu eenmaal zo, en dat straatje loopt tussen het Rokin en de Nes.
Zou met Water dan toch wat anders zijn bedoeld, bijvoorbeeld het verlengde van het Rokin, zijnde het Damrak? Even kijken en ja hoor, Damrak nummer 90 in 1815 lag in de buurt van de Kapelsteeg. Hebbes! Dat straatje is trouwens in 1913 herdoopt in de Haringpakkerssteeg, tot groot ongenoegen van de winkeliers. De Encyclopedie van Amsterdam zegt daar het volgende over:



Goed, de omnummeringsgidsen dus. Te beginnen met het boek uit 1853, dat zorgt voor een vertaling van het “Klein nummer” (dat eigenlijk alleen in verpondingsregisters werd gebruikt maar af en toe ook op de gevel werd geschilderd) naar een huisnummer. In mijn geval stond er:

Water 90 werd Damrak 143

Vervolgens komt de vernummering van 1875 aan bod, ook daar is weer een boekje van gemaakt. En daar lees ik:

Damrak 143, nummer vervallen, is nu Damrak 16

Derde en laatste vernummering, van 1901, levert het kadasternummer van het pand op. In mijn geval:

Damrak 16 = kadastraal 3904

Gauw de kadastrale kaart erbij gezocht, en daar zien we meteen welk huis het is, het derde vanaf de hoek van de steeg.



Toen de kadastrale kaart werd getekend, heette die steeg nog gewoon Kapelsteeg. Vanaf die kadastrale kaart is ook mooi te zien dat het hoekhuis weliswaar een smalle gevel aan het Damrak heeft, maar toch aanzienlijk doorloopt in de steeg.

Op de site van het Stadsarchief Amsterdam staat een afbeelding van de situatie in 1906, dus voor het hernoemen van de Kapelsteeg. Deze afbeelding kan worden gezocht door als zoekcriterium Damrak 16 in te voeren. Zie voor een afbeelding op groot formaat de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

07 december 2008

Broederdienst

Niet iedereen hoefde in de vorige eeuw het leger in. In een gezin met een aantal zonen, werden alleen de oudste twee opgeroepen voor de dienstplicht. In de 19e eeuw was er een iets ingewikkelder regel. Zo staat het in de Wet op de Nationale Militie van 1861:

48. Vrijstelling van de dienst bij de militie wordt insgelijks aan een loteling verleend, wanneer zijn wettige broeder of halve broeder in een lageren rang dan dien van officier dient of gediend heeft, hetzij bij de militie, hetzij als vrijwilliger bij de zeemagt, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 's rijks overzeesche bezittingen.

49. De vrijstelling wordt zoo verleend, dat van een even getal broeders de helft en van een oneven de kleinere helft diene.


Dit citaat is overigens afkomstig van de website van Hein Vera. Had een echtpaar drie zoons, dan hoefde er maar één het leger in, bij vier zoons werd dat aantal twee. Bij vijf zoons bleef het twee en een gezin met zes jongens zag er drie naar de Nationale Militie gaan.
Mijn overgrootvader Dirk was er een uit een gezin van vijf jongens en omdat hij de op één na oudste was moest hij er samen met zijn broer teunis aan geloven. Maar de twee hadden daar een oplossing voor: ze lieten een ander in hun plaats gaan, wat een bedrag van ongeveer 400 gulden kostte. Ik heb het grootste deel van deze historie weten op te duikelen door spit- en graafwerk in een hoop archieven. En nu kom ik er achter dat dat eigenlijk niet nodig was. Te Zaandam, waar de familie woonde, hield men namelijk een alfabetisch register Vrijstelling Broederdienst Nationale Militie bij. Een prachtig boekwerkje met alle gegevens die je voor genealogisch onderzoek maar zou willen hebben. Inclusief de namen van de nummerverwisselaars en de regimenten waar ze gediend hebben. Hieronder het fragment dat betrekking heeft op de broers Keijzer:



Het hele boek is op de foto gezet en zal binnenkort verschijnen op de website van het project Van Papier naar Digitaal.